Luie Grieken? Een cliché!

Arm, dus schuldig: dat is het oordeel over de Zuid-Europeanen dat in Noord-Europa terrein lijkt te winnen. Maar door deze simplistische en hypocriete opvatting zijn we blind geworden voor wat zich werkelijk afspeelt, meent een Roemeense commentator.

Gepubliceerd op 13 februari 2012 om 14:38

Sinds een tijdje zien we dat plotseling een obsessie is ontstaan om Zuid-Europeanen af te schilderen als lui en onverantwoordelijk. Die kenmerken worden niet alleen op individuen geprojecteerd, maar ook op de regeringen van Italië, Griekenland en Spanje. Volgens deze mythe zouden deze nationale slechte eigenschappen ten grondslag liggen aan de crisis die de gehele Europese constructie heeft opgeslokt. Op YouTube zijn grappigefilmpjes over luie Grieken te zien en als we de oorzaken van de crisis van de eurozone uit de doeken willen doen, komt automatisch het beeld in ons op van de zuiderling die lekker ligt te nietsnutten in de zon.

Nederland heeft proportioneel meer ambtenaren dan Griekenland

**Laten we het meest stekelige voorbeeld nemen, namelijk dat van de luiheid en overvloed van de Zuid-Europeanen en in het bijzonder van de Grieken. Uitcijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijkt duidelijk dat de Grieken jaarlijks gemiddeld meer uren werken (2109) dan de andere Europeanen. Zo werken de ijverige Duitsers bijvoorbeeld maar 1419 uur per jaar.

Daar kan natuurlijk makkelijk tegenin gebracht worden dat het aantal werkuren niet hetzelfde is als het aantal daadwerkelijk gewerkte uren. Je kunt twaalf uur op je werk doorbrengen, maar de helft van de tijd doorbrengen met het zoeken naar uitheemse recepten op internet. Hier blijft de discussie steken in de arbeidsproductiviteit die veel ingewikkelder te berekenen is, want deze hangt af van factoren die geen verband houden met de toewijding tot het werk, zoals het technologische niveau en de kwaliteit van de begeleiding.

Een ander fabeltje heeft betrekking op de pensioenleeftijd van de Grieken. Uitde cijfers van Eurostat blijkt dat zij gemiddeld met 61,7 jaar met pensioen gaan, wat een veel hogere leeftijd is dan in Duitsland en Frankrijk. Weliswaar kunnen Griekse ambtenaren al na 17,5 arbeidsjaren met pensioen gaan als ze genoegen nemen met de helft van hun pensioenuitkering, maar dat is maar een detail. Ook het gerucht dat het ambtenarenapparaat disproportioneel groot zou zijn, wordt door de cijfers ontkracht. Volgens de rapporten van de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie) maken ambtenaren in Griekenland 22,3 procent van het totaal van de beroepsbevolking uit, terwijl dit percentage in Frankrijk 30 procent bedraagt, in Nederland 27 procent en in Groot-Brittannië 20 procent.

Nieuwsbrief in het Nederlands

Recentelijk wees de blogger Costi Rogozanu op de demonisering van het economisch populisme – dat werd gedefinieerd als iedere vorm van verzet tegen neoliberaal beleid – terwijl het imago van het nationalistisch populisme echter steeds meer aan kracht wint.**

Europees neoliberaal discours is een vorm van populisme

**Toch bestaat er een vorm van neoliberaal economisch populisme, hoe vreemd dat ook mag klinken. Aangezien het de grondslag van het populisme is om deugdzame massa’s op te zetten tegen een niet-deugende minderheid, is het Europese neoliberale discours een vorm van populisme.

Het stigmatiseert en zet aan tot economische haat jegens de “staatselites”, degenen die profiteren van het systeem van sociale bijstand en de in weelde badende Grieken en Italianen, met aan de andere kant de grote massa van hardwerkende belastingbetalers en strenge Duitsers. Het neoliberale economische populisme deelt burgers in bepaalde sociale hokjes in, demoniseert hen op geniepige wijze en probeert vervolgens om de volkswoede op hen te laten richten, om te voorkomen dat men zich gaat afvragen of zijn draconische politieke maatregelen wel legitimiteit onder het volk genieten.**

Neoliberaal economisch populisme helpt mededogen om zeep

Terwijl het gangbare economische populisme gebruik maakt van de vijandigheden die al bijna van nature tussen rijk en arm bestaan, gaat het neoliberale economische populisme nog perverser te werk. Het manipuleert de menselijke impulsen en neigingen en kanaliseert deze afhankelijk van de behoeften die door de regels van de markt worden opgelegd. Normaal gesproken roept om het even welk noodlijdend persoon het mededogen van andere personen op. Maar het neoliberale economische populisme slaagt erin om dit gevoel om zeep te helpen door een combinatie van woede en elitaire opstand op te wekken die voortkomt uit een gevoel van onrechtvaardigheid en tot één bevel kan worden samengevat: aan het werk! En daarvoor wordt het eenvoudige recept uit de kast getrokken van het associëren van armoede met het ontbreken van verdiensten. Net zoals het antineoliberale economische populisme beweert dat de speculanten van Wall Street en de bankiers hun rijkdom niet verdienen omdat het maatschappelijke parasieten zijn, houdt het neoliberale populisme vol dat armen en gepensioneerden misbruik maken van het systeem omdat zij teren op de zakken van degenen die werken. De populistische klaagzangen en overvloedige speculaties over de luiaards die de crisis veroorzaakt zouden hebben, doen denken aan de situatie in Engeland aan het begin van de negentiende eeuw. Bij het aanbreken van het industriële tijdperk leidde de opkomst van het kapitalisme tot een gigantische toename van de armoede. Iedereen brak zich het hoofd over de oorzaak hiervan. Zo werd met de beschuldigende vinger onder meer gewezen naar een nieuw type groot schaap, een overschot aan honden en een overmatige consumptie van thee – als dat laatste een halt zou kunnen worden toegeroepen, zou de armoede als sneeuw voor de zon verdwijnen. Maar de echte oorzaken van het probleem – de verborgen werkloosheid en veranderingen als gevolg van het industriële kapitalisme – zijn aan de aandacht van alle onderzoekers uit die tijd ontsnapt. Misschien zullen we met betrekking tot de hedendaagse speculaties over de luiheid van de Zuid-Europeanen over een eeuw ook zeggen dat we bevangen waren door een vlaag van verstandsverbijstering waarachter de ware toedracht van de geschiedenis verborgen ging.

Populisme

Het volk tegen de elites

Wat is populisme? Volgens de Argentijnse filosoof Ernesto Laclau, een van de voornaamste theoretici van het populisme, is deze term van oorsprong niet negatief beladen, maar neutraal. In Le Monde schrijft hij:

**Dit woord is tegenwoordig een soort vogelverschrikker geworden, vergelijkbaar met het woord “democratie” aan het begin van de 19e eeuw. […] *Populisme is een manier om politiek vorm te geven. Het speelt de basis uit tegen de top, het volk tegen de elites, de op de been gebrachte massa’s tegen de officiële verstarde instellingen. Mussolini en Mao waren populisten. Net als nu Viktor Orbán, Hugo Chávez, Marine Le Pen en Jean-Luc Mélenchon [Franse presidentskandidaat namens het Front de Gauche, links front].

In West- en Oost-Europa zijn de meeste populistische stromingen rechts, zoals die van Silvio Berlusconi en Geert Wilders. Afkeer van immigratie en multiculturalisme en de nadruk op nationale identiteit zijn voor hun belangrijker dan sociale vooruitgang. Bevolkingscategoriën in Europa hebben zich van het linkse establishment afgekeerd omdat het teveel op rechts-liberaal zou lijken […] Een levende democratie moet een evenwicht kunnen bewerkstelligen tussen het establishment en de belangen van het volk, die soms uiting vinden door middel van populisme.***

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp