Europa blindelings op oorlogspad

Ondanks de Nobelprijs voor de Vrede is Europa feitelijk al bijna vijftien jaar in oorlog, onder andere op de Balkan, in Libië, in Afghanistan en momenteel in de Sahel. Het zijn militaire interventies die worden gekenmerkt door een gebrek aan een lange termijnvisie.

Gepubliceerd op 28 januari 2013 om 16:16

Aan de vooravond van de verkiezingen in Italië [februari] en in Duitsland [september] wekt het verbazing dat er over een zo belangrijk onderwerp als oorlog wordt gezwegen. Er wordt niet over gesproken omdat deze conflicten zich elders voordoen. Toch dringt de oorlog door tot op ons bot en dat is al heel lang zo.

De Europese Unie voert bij gebrek aan een gemeenschappelijk politiek bestuur misschien zelf geen oorlog, maar toch behoort oorlog tegenwoordig wel degelijk tot haar dagelijkse praktijk. Als we aan de niet aflatende strijd tegen het terrorisme de conflicten toevoegen die op de Balkan aan het eind van de 20e eeuw tot uitbarsting kwamen, dan hebben we het over bijna 14 jaar waarin Europeanen op gezette tijden deelnamen aan gewapende interventies. Aanvankelijk werd over deze conflicten nog heftig gedebatteerd: waren deze oorlogen wel nodig? En als dit niet het geval was, waarom gingen we de strijd dan aan? Zijn het echte humanitaire acties of verwoestende oorlogen? En welke balans kunnen we opmaken van de wereldwijde strijd tegen terrorisme: wordt het terrorisme daardoor minder of juist meer?
Politici laten het afweten en geen enkel Europees land vraagt zich af waar deze unie, die niets heeft te melden op dit punt, gefocust als ze is op haar geld, eigenlijk voor staat. Europa is blindelings in een nieuwe periode van neokoloniale oorlogen gestapt en tast daarbij nog steeds in het duister.

Interventionisme als Europese habitus

Oorlogen verlopen over het algemeen bloedig en leveren zelden iets op, maar worden nooit oorlog genoemd. Hun verloop wordt aan het oog onttrokken: oorlogen kunnen weliswaar landen van de ondergang redden en er democratie doorvoeren, maar ze moeten vooral van korte duur zijn en weinig kosten. De oorlog die op 11 januari in Mali begon, staat onder leiding van de Franse president François Hollande. Hij kreeg bescheiden steun van Afrikaanse soldaten en, achteraf, bijval van zijn Europese bondgenoten.
Het is in strijd met het verdrag van Lissabon (artikel E2, 347) en er ging geen enkel overleg aan vooraf. We worden bijna altijd in een oorlog getrokken. We hebben zelfs iemand met de hoogdravende titel “hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidsbeleid” om Frankrijk te bedanken, waarbij ook onmiddellijk wordt verklaard dat Parijs het zelf maar moet zien te rooien, "bij gebrek aan een Europese militaire macht”. Hiermee wordt ongetwijfeld een getrouw beeld van de situatie geschetst, maar je zou van iemand met een dergelijke voorname functie toch een iets andere verklaring mogen verwachten.

Veel van de berichten die we lezen over de oorlog zijn misleidend: ze nodigen niet uit tot nadenken over de gebeurtenis, maar tot de passieve constatering ervan en tot het feit dat we interventies als op zichzelf staande zaken gaan beschouwen, zonder onderling verband. Oorlog leidt tevens tot de massale opkomst van deskundigen en technici die her en der worden opgevoerd. Interventionisme is hard op weg om een Europese habitus naar Amerikaans voorbeeld te worden, maar we krijgen nooit de uitgebreide versie van deze transformatie te horen, waarbij conflicten met elkaar in verband worden gebracht en de internationale situatie duidelijker wordt gemaakt. In dat verband ontbreekt het aan een internationale visie op de lange termijn, waarin wordt bepaald waar wij voor staan in Afrika, Afghanistan en in de Perzische Golf. Waarin onze opvatting wordt vergeleken met die van andere landen. Waarin het Chinese beleid in Afrika, dat zo bewust wordt ingezet en zo afwijkt van het onze, wordt onderzocht: het is gebaseerd op investeringen, terwijl ons beleid zich concentreert op het militaire aspect.

Nieuwsbrief in het Nederlands

Desillusie bij de plaatselijke bevolking

Een internationale lange termijnvisie zou ons in staat stellen om nuchter de gevolgen in kaart te brengen van conflicten die duidelijke doelstellingen, geografische grenzen of agenda ontberen. Zulke conflicten hebben tot een opmars van het Jihadisme geleid in plaats van het terug te dringen en dat is zich inmiddels, na Afghanistan, aan het verspreiden in de Sahara en de Sahel. Conflicten waarbij geen lessen zijn getrokken uit de fouten die in eerdere conflicten zijn begaan, die systematisch in stilte zijn gepasseerd. Verheven benamingen zijn niet voldoende om dramatische resultaten te camoufleren: interventies leiden tot chaos in plaats van tot orde en tot nog zwakkere staten dan voorheen in plaats van juist tot sterke staten. Als een interventie eenmaal is beëindigd, worden de landen in kwestie aan hun lot overgelaten, waarna bovendien een diepgeworteld gevoel van desillusie ontstaat bij de plaatselijke bevolking. Vervolgens vertrekken we naar nieuwe fronten, alsof de oorlogsgeschiedenis een soort toeristische safari is, op jacht naar een exotische buit.

Mali is een schoolvoorbeeld van een noodzakelijke en humanitaire oorlog. In de afgelopen tien jaar heeft het bijvoeglijk naamwoord “humanitair” zijn onschuld verloren. In 1994 was een interventie noodzakelijk om de Rwandese genocide te beëindigen. Dat er toen niet is gehandeld, kwam doordat de VN juist op het moment dat de uitroeiing begon haar troepen terugtrok. Daarentegen was het noodzakelijk om de exodus – naar Europa – van Kosovaren te voorkomen, toen zij werden achtervolgd door het Servische leger. Maar het is niet nodig om telkens opnieuw oorlog te voeren, aangezien daarmee duidelijk geen halt wordt toegeroepen aan terroristen. Oorlogen zijn ook niet democratisch van aard. Hoe valt anders de alliantie te verklaren die met Saoedi-Arabië werd gesloten en het bedrag aan steun dat aan Riad is toegekend, dat veel hoger uitpakt dan de hulp aan Israël? Niet alleen is het Saoedische koninkrijk verre van democratisch, het staat bovendien bekend als een van de voornaamste geldschieters van terrorisme.

Islamitische milities zijn op hun beloop gelaten

De verergering van de situatie in Mali had vermeden kunnen worden als de Europeanen het land beter hadden bestudeerd: Mali werd jarenlang beschouwd als boegbeeld van democratie, maar gleed af in armoede, waardoor de problemen rond de kunstmatig vastgestelde koloniale grenzen weer werden aangewakkerd. De onafhankelijkheidsstrijd van de Toeareg, met hun traditionele wortels in het gebied, beleefde zijn hoogtepunt op 6 april 2012, toen de onafhankelijkheid van Azawad werd uitgeroepen in het noorden van het land. De Toeareg zijn decennia lang miskend en veracht. In de strijd tegen een onafhankelijkheid die aanvankelijk niet gestoeld was op enige godsdienst, hebben we de vorming van islamistische milities op zijn beloop gelaten, waarmee we de fout herhalen die we in Afghanistan ook al begingen. Het resultaat: de Toeareg deden een beroep op [de Libische leider] Kadhafi voor steun en daarna op de islamistische rebellen: deze laatste groep bezette daarop begin 2012 het noorden van Mali, nam daarmee de strijd van de Toeareg over en gaf er een andere wending aan.

Toch is de ergste fout nog wel dat deze oorlogen de afgelopen decennia niet zijn bekeken vanuit een globaal oogpunt. Een operatie die op een bepaalde plek op de wereldbol wordt uitgevoerd, heeft immers gevolgen voor andere plekken: het falen in Afghanistan heeft geleid tot de situatie in Libië, de half mislukte interventie in Libië is verantwoordelijk voor de situatie in Mali. Het probleem is dat er telkens aan een conflict wordt begonnen zonder dat eerdere conflicten aan een kritische analyse worden onderworpen. In Libië duurde het triomfalisme maar voort, totdat Christopher Stevens, ambassadeur van de Verenigde Staten, op 11 september 2012 in Benghazi werd vermoord. Pas toen ontdekt men dat een groot aantal militante strijders van Kadhafi – Toeareg of islamistische rebellen – was overgelopen naar Azawad. En dat de oorlog dus niet was afgelopen, maar in Mali opnieuw oplaaide.

Aantal democratieën in Afrika gedaald van 24 naar 19

In zeven jaar tijd is het aantal democratieën in Afrika van 24 gedaald naar 19. Dat is een tegenslag, zowel voor Europa als voor het Westen. In deze periode heeft China toegekeken en zich in de handen gewreven. China presenteert zich nadrukkelijk op het Afrikaanse continent. Tegenwoordig bestaat het Chinese interventionisme uit het aanleggen van wegen in plaats van het voeren van oorlog. Het gaat hierbij wel degelijk om kolonialisme, maar van een geheel andere orde. China’s troeven zijn geduld en veerkracht. Misschien doen Europa en de Verenigde Staten zich wel zo oorlogszuchtig voor om de greep van Peking op Afrika en Azië te betwisten. Dat is maar een veronderstelling, maar als Europa de discussie hierover zou aanzwengelen, zou dit onderwerp tenminste ter sprake komen en dat zou niet overbodig zijn.

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp