Voorstanders van een federaal Europa?

De nieuwe vertrouwenscrisis verdeelt Europa in twee kampen: dat van degenen die het federalistische project een nieuwe impuls willen geven, en dat van de aanhangers van een meer Britse, losse vorm van lidmaatschap. Het is moeilijk te zeggen welke oplossing de beste is.

Gepubliceerd op 12 oktober 2010 om 15:01

Luister eens naar de mening (enigszins vereenvoudigd en samengevat) van een doorgewinterd Europees staatsman. "De Europese Unie is dood maar lang leve Europa. Er zal nooit meer een EU-verdrag worden opgesteld. De 'hervormings'-overeenkomst die drie jaar geleden in Lissabon werd ondertekend vormde het hoogtepunt van de oude federale droom." Dit (zo gaat hij verder) is een kans, en geen mislukking: "Als we de federale mythe kunnen begraven kunnen we een slanker, maar krachtiger Europees project op poten zetten, dat gedragen wordt door de landen zelf in plaats van door Brussel. Op die manier creëren we een veel sterkere en praktischere Europese macht - een 'puissance Europe' waarmee de Europese manier van leven beschermd wordt tegen de aanvallen van een troosteloze 21ste eeuw."

Wie horen we hier? De frase "puissance Europe" verraadt het al. De doorgewinterde Europese staatsman is niet Brits, zelfs al komen zijn ideeën dicht in de buurt van die van de Britse regeringen van de afgelopen vijftig jaar. Het is een Fransman: Hubert Védrine, 63 jaar en Frans minister van Buitenlandse Zaken tussen 1997-2002 en secretaris-generaal (oftewel rechterhand) van het zeer Europees getinte presidentschap van François Mitterrand van 1991 tot 1995. Védrine brengt hier niet alleen zijn eigen mening mee naar voren maar geeft uitdrukking aan wat hij als nieuwe politieke realiteit in Europa ziet. En als een nieuw realisme.

Maar in feite is dit idee niet helemaal nieuw. Continentale regeringen bewegen zich al meer dan een decennium lang van hun federale doelen af, zonder dat ze echter concreet besluiten hoe het toekomstige Europa er dan moet uitzien. Maar nu we er toch over nadenken... President Sarkozy's wraakzuchtige uithalen naar Brussel over zijn anti-Romacampagne waren, voor een deel, niets anders dan Sarko die zichzelf was. Maar de bereidheid - of begerigheid - van de Franse president om de Commissie aan te vallen, laat zien dat zowel de gewone man als de Franse regeringselite terughoudend worden als het op Europa aankomt.

Merkel zou de Deutschmark nooit hebben afgeschaft

Nieuwsbrief in het Nederlands

Bondskanselier Angela Merkel groeide niet op met een gemeenschappelijke markt, EEG of EU, maar in de DDR. Ze heeft een pragmatische, 'als het maar werkt', houding ten opzichte van Europa. In tegenstelling tot Helmut Kohl zou zij de Deutschmark nooit hebben afgeschaft voor de Euro om maar vooral een politiek statement te maken (en de Fransen te paaien). Onder de dwaze Silvio Berlusconi heeft ook het eens federaalgezinde Italië niet langer een samenhangend idee over Europa.

De eerder federalistische Hollanders hebben het nationalisme herontdekt en gaan nu de rechts-populistische kant op. België daarentegen blijft voorstander van een federaal Europa, maar België bestaat nauwelijks meer. En Luxemburg, zoals Sarkozy het onbeleefd uitdrukte, is maar klein. Het Iberisch schiereiland draagt zelden bij aan het Europese debat. De nieuwere landen in oostelijk Europa voegden zich bij de EU simpelweg "omdat het bestond". De belangrijke rol die Europa speelde als scheidsrechter in hun hindernisrace op weg naar democratie en welvaart wordt vaak vergeten (vooral in Oost-Europa). I

n ieder geval gaan er in de landen uit het ex-communistische blok weinig stemmen op voor een federaler Europa of een sterker Brussel. En Engeland? In het partijmanifest van de Conservatieven werd gesproken over het terugbrengen van de EU tot "een associatie van lidstaten". In andere woorden: een intergouvernementele club zonder wettelijk bindende verdragen of regels. In de coalitieovereenkomst met de Lib Dems was daar echter opvallend genoeg niets over terug te vinden. Zelfs de nieuwe Eurosceptische Fransen en Duitsers - waaronder ook Védrine - hebben het over een lossere intergouvernementele aanpak van nieuw Europees beleid (zoals het buitenland- en defensiebeleid, industrieel beleid of gezamenlijke onderzoeksprojecten).

Ze beogen (nog) niet de bindende verdragsregels te ontmantelen waarop de Europese markt steunt. Noch de euro af te schaffen. Of de EU-begroting. Of het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Er lijkt maar weinig te zijn waar David Cameron bang voor zou kunnen zijn in het Europa van Merkel-Sarkozy-Berlusconi. En de Europeanen hebben, gezien de huidige stemming, weinig reden om bang te zijn voor David Cameron. Hij kan zelfs, als Védrine het bij het rechte eind heeft, de kans krijgen om Europa de richting uit te sturen van het pragmatische, intergouvernementele, coöperatieve, de-soevereniteit-intact-latende model dat Engeland van het begin af aan voor ogen stond.

Het meeste dat niet goed werkt in de EU, is niet-bindend

Maar heeft Védrine het bij het rechte eind? De meeste zaken die goed gaan in de EU (zo goed dat we het meestal niet eens merken) zijn onderbouwd door supranationaal verdragsrecht: één grote markt, die de Europese industrie aantrekkelijk maakt voor buitenlandse investeerders; de vrije concurrentie, waaraan we de goedkope Europese vliegtarieven te danken hebben. Het meeste dat in Europa niet goed werkt, zoals het EU-buitenlandbeleid voor en na Lady Ashton, is intergouvernementeel, niet-bindend en niet afdwingbaar.

Vorige maand vormde zich er bijna onopgemerkt een nieuwe groep, binnen en buiten het Europese Parlement, om de verspreiding van de "intergouvernementele" ketterij te bestrijden en de oude federalistische Europese religie te verdedigen. De groep is vernoemd naar Altiero Spinelli, de Italiaanse politiek theoreticus die beschouwd wordt als een van de grondleggers van de EEG-EG-EU supranationale aanpak van Europa.

Lid zijn onder meer de voormalige Commissievoorzitter Jacques Delors, de Frans-Duitse studentenopstandeling die uitgroeide tot de welbespraakte Groene politicus Daniel Cohn-Bendit, en voormalige Belgische premier Guy Verhofstadt. In hun manifest lezen we: "In een tijd van onderlinge afhankelijkheid en een geglobaliseerde wereld getuigt het vasthouden aan nationale soevereiniteit en intergouvernementalisme niet alleen van strijdigheid met de Europese geest maar ook van een verslaving aan politieke onmacht."

Ik belde Cohn-Bendit en vroeg hem wat hij van de redenatie van Védrine vond. "Maar dat is onzin", zegt hij. "Klinkklare onzin. Als je kijkt naar waar de fouten in Europa tegenwoordig zitten - in de financiële regelgeving, bijvoorbeeld, of op het gebied van de klimaatsverandering - dan worden die duidelijk veroorzaakt door het onvermogen van de regeringen (die in de Raad van Ministers bijeenkomen) om onderling tot besluiten te komen over zaken die echt belangrijk zijn." Cohn-Bendit geeft echter toe dat er een radicale stemmingswisseling in de Europese hoofdsteden heeft plaatsgevonden. Door de stelling van Védrine als nonsens te bestempelen, accepteert Cohn-Bendit een van zijn belangrijkste argumenten. Europa gaat gebukt onder een vertrouwenscrisis.

Cohn-Bendit is inspirerend maar heeft het mis

De grondleggers van de EU (voorheen EEG) geloofden dat Europese zaken die van bovenaf zouden worden opgelegd uiteindelijk een soort van Europese politieke identiteit zouden genereren. Een Europa-brede democratie en een Europa-brede regeringsvorm zou uiteindelijk mogelijk moeten zijn ("de steeds hechter wordende unie").

Nu lijkt het erop dat het mechanisme dat in de vijftiger jaren ontwikkeld werd en in gang werd gezet, is uitgewerkt. Meer macht voor de EU zou meer directe democratie vereisen. Meer directe democratie zal door nationale politici en bureaucratie nooit vrijwillig uit handen worden gegeven omdat het rechtmatigheid en macht verleend. Zonder rechtmatigheid zal de EU afgezonderd en onbemind blijven.

En wanneer de EU afgezonderd en onbemind is, zal er vanuit het volk weinig vraag zijn naar directe democratie. De regeringen van de lidstaten hebben deze gordiaanse knoop jarenlang gekoesterd (zelfs in de zogenaamde Gouden Jaren van Europese vooruitgang). Met 27 lidstaten (en meer) en de verschuivende, minder communautaire houding van Duitsland, Frankrijk en Italië, zal het glazen plafond dat een meer federale toekomst in de weg zit, waarschijnlijk nooit worden doorbroken.

Védrine is ontmoedigend maar correct. Cohn-Bendit is inspirerend maar heeft het mis. De steeds hechter wordende unie die in 1957 met het Verdrag van Rome beloofd werd, zal in werkelijkheid een "nooit hechter wordende unie" worden. Maar dat betekent niet dat we de EU-instituten moeten afschaffen of ze uiteen laten vallen. Uiteindelijk komen we dezelfde pan-Europese problemen weer tegen - handel, immigratie, milieu - maar dan zonder ondersteunend netwerk voor discussie en besluitvorming.

Védrine heeft het over de rehabilitatie van "de natie" zonder de destructieve krachten van "het nationalisme" te laten opleven. Maar overal in Europa - van Italië en België tot Hongarije en zelfs van het onverstoorbare Zweden tot Sarkozy's Frankrijk - zijn sommige onaangename kanten van het "nationalisme" al zichtbaar. Is dit een veilig moment om de Europese instituten bouwvallig te laten worden?

Europese vrije markt zou geen dag bestaan zonder EU-wetten

Védrine legt niet uit hoe zijn Dappere Nieuwe Europa op het bestaande, half afgebouwde supranationale Europa kan worden geschroefd. Wat de Britten ook mogen zeggen, de Europese vrije markt zou geen dag langer bestaan zonder EU-wetten en -instituten. Ook geeft Védrine geen antwoord op het onmogelijk te beantwoorden punt van Cohn-Bendit. Intergouvernementele overeenkomsten zijn van nature kwetsbaar en tijdelijk omdat regeringen nu eenmaal kwetsbaar en tijdelijk zijn.

Hoe zou Védrine van zijn nieuwe defensie-, buitenland-, industrieel en onderzoeksbeleid meer kunnen maken dan een serie onsamenhangende politieke pokerspelletjes, die veranderen zodra er een nieuwe regering aantreedt? In het komende decennium kan er echter wel iets in Europa gebeuren dat lijkt op wat Védrine beschrijft. De verandering zou kunnen optreden zoals een onsamenhangende warboel.

Of de veranderingen kunnen samenhangend en gewenst, transparant en democratisch zijn: een formele acceptatie van het idee dat een Verenigde Staten van Europa misschien een onmogelijke en zelfs destructieve droom is, maar dat de kern, supranationale besluitvormende EU-organen, meer dan ooit noodzakelijk is.

Dat zou betekenen dat er nog een EU-verdrag nodig is. En Védrine vertelt ons net dat iedereen in de EU zijn buik vol heeft van verdragen... Is er een politicus, of politica, in de zaal?

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp